|
|
Weg met het vochtige denken
De
rede is in de politiek verdrongen
door troebele emoties, door vochtig
denken. Dat is nu goed te zien bij de Amerikaanse Niet de ratio, maar de onderbuik beslist. Amerikanen bepalen wie er president wordt op basis van emotie. Welke kandidaat de beste plannen heeft of de kiezer de meeste voordeeltjes belooft, speelt nauwelijks een rol. Met deze boodschap heeft politiek psycholoog Drew Westen aan de vooravond van deze presidentsverkiezingen voor opschudding gezorgd. Westen, zelf een overtuigd democraat, betoogt in zijn boek ‘The Political Brain’ aan de hand van treffende voorbeelden uit voorgaande campagnes waarom democraten het historisch toch altijd zo slecht doen bij de race om het presidentschap. Dit komt, volgens Westen, omdat democraten een verkeerde opvatting hebben van de werking van ons ‘politieke brein’. Het brein is geen calculerende machine die rationeel voor het beste beleid kiest, het is een emotioneel brein dat gevoelsmatig zoekt naar een betrouwbare leider die staat voor de juiste waarden. ‘The Age of Reason’ is voorbij, stelt Westen. We leven in het emotietijdperk. En daar wilden de democraten met hun veel te feitelijke, rationele campagnes,niet aan. Tot voor kort. Want zelfs al is de campagne nog pril, de democratische toppers Hillary Clinton en Barack Obama appelleren wel degelijk aan het emotionele brein. Goed, alle twee willen ze wel eens uitweiden over beleidsdetails, maar het gaat toch vooral over hun persoonlijke ‘values’ en over hoe geschikt ze zijn als leider. Beide campagnes zijn vol van sensatie en brokken in kelen. De toespraken van Obama zijn volgens onze gewaardeerde Volkskrantcorrespondent zelfs ‘beter dan seks.’ Als dat geen emotie meer is. Het enige overblijfsel van die foute ‘loyaliteit aan de ratio’, zijn de democratische topkandidaten zelf; een vrouw en een zwarte man. Moet kunnen, denken de democraten rationeel. Maar wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat de doorsnee kiezer onbewust nog altijd een wat oudere blanke man prefereert als president. Als de Republieken straks inderdaad een vrouw of een zwarte man tegenover zich krijgen, zullen ze er alles aan doen om aan de, breed onder de bevolking levende, racistische of seksistische vooroordelen te appelleren. Bekeken vanuit ‘The Political Brain’, maken Obama en Clinton dan geen schijn van kans. Maar zover is het nog niet. Wat betreft de voorverkiezingen hebben de democraten de boodschap van Drew Westen in elk geval goed in de oren hebben geknoopt. En dat mag
ook wel. Het werk van Westen staat
immers niet alleen. In het voetspoor van neurowetenschappers als Antonio Damasio
en Joseph LeDoux, is er een algemene herwaardering gaande van ‘het emotionele
denken’, van ‘de intuďtie’ en van wat weer volmondig ‘het onbewuste’
wordt genoemd. Malcolm
Gladwell schildert ons in zijn bestseller Blink voor hoe we kunnen denken zonder
te denken, en belangrijke beslissingen kunnen nemen in een ‘split second’. De ratio heeft afgedaan als denkinstrument en alom refereert men aan het
fameuze citaat van de Schotse denker David Hume; dat de rede de slaaf is van de
passies. Rationeel denken is enkel vermoeiend gedoe voor middelmatige academici. En dat gaat te ver. Ik wil hier betogen dat de ratio door de aanhangers van het emotionele, onbewuste, intuďtieve denken te makkelijk bij het grofvuil wordt gezet. Want zonder de ratio maakt het emotietijdperk ons tot luie denkers. Ons denken wordt emotioneel en troebel. Ik zou het een ‘vochtig denken’ willen noemen. Het vochtige denken is een denken dat niet twijfelt. Het oordeelt snel en impulsief. Het vertrouwt op voorgevoel en intuďtie. Het eerste dat te binnen schiet is al goed. Rationeel denken gaat juist uit van twijfel. Het is gebaseerd op een ‘houding van redelijkheid’. Een houding die door filosoof Karl Popper ooit is beschreven als: ‘Ik kan ongelijk hebben en jij kan ongelijk hebben en met enige moeite komen we misschien nader tot de waarheid’. Vochtig denken laat zich graag leiden door beelden en verhalen die direct emotie oproepen. Nuances die niet in het plaatje passen worden terzijde geschoven. Selectieve waarneming bevestigt de vooroordelen die de intuďtie ons voorschotelt. Generalisaties en blikvernauwing zijn het resultaat. Dan lezen we bijvoorbeeld ineens in de krant dat: ‘alle vrouwen, overal ter wereld, willen moederen.’ Of dat: ‘de Islam uit is op alleenheerschappij en daarvoor zal moorden.’ Rationeel denken probeert deze valkuilen van ons brein te omzeilen. Bijvoorbeeld door opborrelende vooroordelen altijd eerst tegen het licht te houden. Door alert te zijn op generalisaties. Door bij emotionele beeldvorming te vragen: ‘Is dit wel waar?’ En door bij complexe vraagstukken zo veel mogelijk relevante informatie mee te wegen. Het vochtige denken is hiervoor te pragmatisch. Waar of onwaar is niet belangrijk, zolang het maar ‘werkt’. Drogredenen wegen daarom net zo zwaar als valide argumenten. Dan staat bijvoorbeeld straks ‘het water ons tot de knieën’, als we nu geen actie ondernemen tegen de zeespiegelstijging. Of zal ‘het oorlog worden’ als we nee zeggen tegen de Europese grondwet. Het vochtige denken voelt zich niet verplicht de vruchten van het brein nog even rationeel te checken. De regelen der denkkunst doen er niet toe. Ockhams scheermes, de denkregel dat theorieën beter zijn naar mate ze minder overbodige aannames bevatten, blijft in de achterzak en theorietjes worden niet getoetst aan het falsificatieprincipe. Het vochtige denken heeft daarom al snel een bord voor de kop en gaat gemakzuchtig uit van de houding van:‘ik vind wat ik vind.’ En toch is het dit vochtige denken dat nu in het emotietijdperk de vrije teugel krijgt. Is dat erg? Ja, dat is erg. Want het vochtige denken is schadelijk. Het schaadt de kwaliteit van het publieke debat en de politieke besluitvorming, het ondermijnt het functioneren van onze samenleving en het schaadt ons eigen probleemoplossend vermogen. Natuurlijk. Want hoe is een vruchtbaar publiek debat mogelijk als het niet is gericht op waarheid en op het streven naar een mogelijke consensus? Als eenieder er maar op los generaliseert en andersdenkenden al scheldend uit de ring probeert te slaan? Onze democratische rechtsstaat is gebouwd op het uitgangspunt dat volwassen burgers rationele afwegingen maken. Dat we elkaar primair benaderen vanuit een ‘houding van redelijkheid’ is essentieel, willen we kunnen omgaan met de toenemende diversiteit in de samenleving. Om prettig samen te leven moeten we uitgaan van wat Popper wel ons ‘irrationele geloof in de rede’ noemt. Nu in het emotietijdperk dit geloof wordt ondermijnd en we een beetje vochtig denken ook wel voldoende vinden, ondermijnen we de fundamenten van onze beschaving. En meer dan dat. Vochtig denken is niet alleen slecht voor de samenleving, maar ook voor ons individuele functioneren. Geen wonder, want ons brein lijkt zelf ook wel een mini-maatschappijtje. In lijn met Marvin Minsky’s metafoor van de ‘society of mind’ kunnen we onze hersenen omschrijven als een innerlijke mentale maatschappij. Een maatschappij waarin, vrij naar Hume, de rationele processen de slaven zijn en de emoties de meesters. Maar waarinmacht vraagt om tegenmacht, net als in de echte samenleving. Zoals in de democratie de bevolking de regering controleert, zo moet in onze innerlijke mentale samenleving de rede onze emoties, ingevingen en intuďties te controleren. Want, ja, onze ratio mag dan vaak onhandig achter reeds genomen beslissingen aanhobbelen. Het rationele denken kan wel controles uitvoeren en onbewust genomen besluiten nauwkeurig heroverwegen. Wetenschappers reduceren het bewuste denken graag tot een toeschouwer in het theater van ons brein. Ik zie de ratio liever als een toezichthouder op ons onvolkomen denken, als de wachter voor onze lippen, die zonder maar al te graag grote woorden zouden laten ontsnappen. ‘Zet de rede stevig in haar rechterstoel en laat ieder feit, ieder oordeel voor haar verschijnen’, schreef founding father Thomas Jefferson en dat blijft een nobel streven. Natuurlijk, rationele reflectie is niet onfeilbaar, net zo min als democratische controle of onafhankelijke rechtspraak dat is. Onfeilbaar hoeft ook niet, zolang de machten maar gescheiden zijn en ze elkaar maar controleren. Checks-and-balances, zoals de Amerikanen het noemen. Denken en emotie zouden analoog hieraan vruchtbaar kunnen samenwerken. Maar dan moet het denken wel zuiver blijven en zich niet overgeven aan de vochtige gemakzucht waar het emotietijdperk toe verleidt. Daar gaat het om. Het leidt dan ook geen twijfel dat de ratio weer gerehabiliteerd zal worden. Sterker nog, voor wie het wil zien, slingert de historische pendule alweer de andere kant op. Weg van het emotietijdperk, op naar een nieuwe Age of Reason. Je ziet het in de VS, waar de roep van de ratio alweer een gewillig oor vindt. Zelfs tijdens de presidentsverkiezingen, die bewust zijn ingericht als een emotioneel spektakel, wordt de rede weer in stelling gebracht. Luister maar naar Obama. Hij mag de emoties van zijn publiek dan vaardig bespelen. Hij doorspekt zijn toespraken ook met de boodschap dat de rede het in Washington weer voor het zeggen moet krijgen. Hij keert zich tegen de rigide ideologieën, tegen de leugens, tegen de ‘groupthink’ van George Bush en het politieke establishment. Obama profileert zich als de man van het onafhankelijke denken. Hij spreekt niet alleen over het ‘verenigen van de Verenigde Staten’, maar ook over de houding van redelijkheid die daarvoor onontbeerlijk is. En het is opmerkelijk dat de Amerikanen, gezien de eerste resultaten, hier wel oren naar hebben. Een andere politicus die zich inzet voor de ratio is Al Gore. Alle speculaties ten spijt heeft Gore nog niet besloten of hij Obama of Clinton zal steunen als presidentskandidaat, maar hij steunt in elk geval voluit de rehabilitatie van de rede. ‘Het geloof dat vrije burgers zichzelf verstandig en rechtvaardig kunnen besturen door te steunen op een debat dat gestoeld is op logica en de best beschikbare informatie, in plaats van op machtsvertoon. Dat fundament ligt nu onder vuur’, stelt de oud-presidentskandidaat in zijn politieke anti-Bush-pamflet ‘The Assault on Reason’, dat onlangs in het Nederlands is vertaald. Dat Amerikanen niet meer rationeel nadenken is de nieuwe ‘inconvenient truth’ voor de beroemde milieuactivist en nobelprijswinnaar. ‘There is something going on’, zou Obama zeggen. Het feit dat Nederlanders minder televisie kijken, door Gore geduid als de grote aanslag op het zelfstandig denkvermogen, kunnen we in het licht van de wederkeer van de rede ook alvast als goed nieuws zien. Daarbij komt dat we niet op een omslag hoeven te gaan zitten wachten. Rationaliteit is tenslotte ook domweg een keuze. Een keuze die we kunnen en steeds opnieuw moeten maken. Popper zag rationaliteit, net als optimisme, als een morele plicht. Omdat het bij de keuze voor zijn ‘houding van redelijkheid’ vooral ook om andere mensen gaat en om de wens om met die anderen samen te leven. Het is niet genoeg de democratische rechtstaat te garanderen door haar instituties gedegen vorm te geven. Het is noodzakelijk ook te investeren in de redelijkheid van haar burgers. Wie optimistisch is, en dat moeten we zijn, die gelooft in de ratio. En een samenleving die gelooft in de ratio, werkt aan de denkkracht van haar burgers. Omdat enkel vochtig denken niet genoeg is. Nu staat ‘burgerschap’ weer hoog op de onderwijsagenda. Maar het leerdoel ‘helder en kritisch denken’ ontbreekt bij mijn weten in alle eindtermen en competentieprofielen. Dat is
jammer, want als burgers iets zouden moeten leren, dan zijn het juist deze
vaardigheden; helder denken, vraagtekens stellen bij beeldvorming, en opnieuw
een allergie ontwikkelen voor denkfouten als generalisaties en drogredenen.
Helder denken valt te leren. In elk geval zou ieder mens de gelegenheid moeten
krijgen dit op school eens te proberen.
Op dit artikel berust copyright! © 2008 de Volkskrant |
|
|