|
|
Terug
naar de keukentafel ! ‘Wij vrouwen eisen’, klonk het afgelopen dinsdag op de opiniepagina van deze krant. Een collectief van ruim 120 topvrouwen riep om; 1) het einde van de feminisering van de armoede; 2) meer solidariteit met vrouwen in het buitenland; en 3) een ‘ genderbalance’ van minimaal 40 procent mannen en minimaal 40 procent vrouwen aan de top.
Dat is klare taal. Strijdbaar ook. Het pamflet heeft
een feministische toon die we in Nederland al te lang niet meer hadden
gehoord. De juiste toon, want er valt voor vrouwen nog een wereld te winnen.
Het is überhaupt mooi dat vrouwen gezamenlijk hun invloed kunnen doen
gelden. Het zijn vrouwen die topfuncties bekleden, die politieke macht hebben,
die hoogleraar zijn. En daarbij kunnen ze ook gewoon een relatie met een man
hebben. Ze kunnen er zelfs getrouwd mee zijn. Zonder dat dit ze ervan weerhouden
kan een feministisch pamflet te ondertekenen.
Hoe anders was het een halve eeuw geleden. Vrouwen waren toen amper
volwaardige burgers. En getrouwde vrouwen waren dat helemaal niet. Iedere vrouw
werd op haar trouwdag ‘handelingsonbekwaam’. Ze behoorde voortaan tot de
personae miserabiles, net als de zwakzinnigen. Haar man werd haar voogd. De getrouwde vrouw verloor de
zeggenschap over haar bezit. Ze had niets te zeggen over haar kinderen. Ze mocht
niet bepalen waar ze wilde wonen. Afgezien van de boodschappen mocht ze niets
kopen en geen handtekening zetten zonder de toestemming van haar man. Ze ging
door het leven als ‘de vrouw van’, als zorgende huisvrouw en, als ze geluk
had, als moeder. Het is moeilijk voorstelbaar,
maar vijftig jaar geleden stak het huwelijksrecht nog zo in elkaar. Veel van
onze moeders en oma’s hebben op deze basis hun jawoord gegeven. Volgens het
Burgerlijk wetboek was na elke bruiloft, hoe vrolijk ook, de vrouw domweg de
horige van haar man. De wet tot opheffing van de Handelingsonbekwaamheid van de
Gehuwde Vrouw, aangenomen in 1956 en van kracht sinds 1957, maakte een einde aan
dit onrecht. Niet dat het huwelijksrecht daarmee van elk seksisme was ontdaan. O
nee. De man bleef tot begin jaren zeventig ‘ hoofd van de echtvereniging’.
En het duurde zelfs tot 1984 voordat werd geschrapt dat de man het laatste woord
had over de woonplaats en de opvoeding. Toch was de ontheffingswet van
1956 een mijlpaal in de vrouwenstrijd. En dat de handelingsonbekwaamheid van de
gehuwde vrouw ons nu zo bizar voorkomt, geeft aan dat de vrouwenbeweging
sindsdien veel heeft bereikt. Maar er is meer te doen. Het schrappen van een wettekst,
betekent immers niet, dat de culturele waarden en praktijken waarvan de wet de
formele objectivering was, ineens zijn verdwenen. Het is zelfs treffend dat de
oude argumenten waarmee de mannenbroeders destijds de modernisering van de
huwelijkswet probeerden tegen te houden, nog uiterst actueel zijn. De
uitgesproken vrouwonvriendelijke argumenten van toen zijn als het ware de
impliciete vrouwonvriendelijke verwachtingen van nu. Zo stelden politici van toen
ronduit dat de vrouw slechts ‘compleet’ was als ze was getrouwd. De vrouw,
moest vanwege haar ‘zwakke lichaamsbouw en minder krachtige geestelijke
ontwikkeling’, door haar man worden onderhouden. Zij moest de huishouding
doen, waarvoor ze ‘ door haar tedere aard’ ook geschikter was. Als hoeksteen
van de samenleving, dienden man en vrouw op te treden als ware zij één, dus
met één vermogen en onder één naam. De parallellen met vandaag,
liggen voor het oprapen. Nee, onderwerping aan de man, dat hoeft niet meer.
Gehoorzaamheid ook niet. Zelfs trouwen hoeft niet meer. Maar o, wat zijn de
ouders blij als er toch wordt getrouwd. En als er wordt getrouwd, dan doet
tweederde dat nog altijd in gemeenschap van goederen. En tweederde van de
vrouwen neemt de naam van haar man over. Geheel in lijn met de traditie
doet binnen de heteroseksuele verhouding – een enkele uitzondering daargelaten
- de vrouw het huishouden. En al nemen mannen haar taken uit handen (koken,
stofzuigen), zij doet het ‘huismanagement’. Manlief maakt er anders toch een
zooitje van. Wat betreft die andere
bestemming van de vrouw; het
moederschap, namen de mannenbroeders van weleer ook geen blad voor de mond. Een
van de doelen van het huwelijksrecht was ‘het op ordentelijke wijze
voortbrengen van kinderen’. Vrouwen moesten vooral baren. Opnieuw zijn de parallellen met
het heden treffend. Op de golven van het heersende conservatisme (zie de jongste
verkiezingsuitslag) wordt het moederschap opnieuw geprezen. Veel vrouwen zijn
moe van het moeten voldoen aan zowel de traditionele als de moderne
verwachtingen, van het combineren van zorg en carrière. En de lofzang op het
moederschap, klinkt in hun oren als een heerlijk verlossingslied. Zo maakt in Duitsland
Tv-presentatrice Eva Herman furore met haar stelling dat de vrouw haar
‘scheppingsordonnantiën’ weer moet opvolgen. (Voor wie het zich niet
herinnert; de Schepper zegt de vrouw: ‘met smart
zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u
heerschappij hebben.’) In eigen land roept
oud-feministe Christien Brinkgreve vrouwen op zich weer te richten op
borstvoeding geven en baby’s verzorgen. Wetenschapsbijlagen staan vol verhalen
over hoe de biologische verschillen tussen man en vrouw het gedrag van ‘de’
vrouw bepalen. Beau en Linda doen in hun ludieke televisieshow ‘ M/V, de stijd
der seksen’ hun best de stereotiepe verschillen er nog eens lekker in te
wrijven. Het neoseksisme is overal. Het is ‘Talpa meets NRC Handelsblad’. Wie niet meegaat in het
biologisch determinisme is een dromer. En wie nog strijdt tegen traditionele
rolpatronen is gewoon een sukkel. En toch zijn het vooral die oude verwachtingspatronen
waardoor vrouwen maatschappelijk aan het kortste eind trekken. Mannen kunnen
worden wat ze willen. Voor ‘ vrije vrouwen’ geldt nagenoeg hetzelfde. Maar
zodra vrouwen op hun levenspad de ware Jacob tegenkomen, is daar ineens het
keurslijf van verwachtingen rondom moederschap en huishouden.
En daar moeten we vanaf. Waarom? Ik wil hier vier
argumenten noemen: 1) Het machtsargument: de
traditie manoeuvreert vrouwen binnen een heteroseksuele relatie structureel in
een afhankelijke en kwetsbare positie. Zo is in Nederland maar ruim veertig
procent van de vrouwen economisch onafhankelijk. Dit is, internationaal gezien,
een slecht cijfer, dat bovendien akelige gevolgen heeft voor de Nederlandse
vrouw, zoals de topvrouwen dinsdag terecht benadrukten. Afhankelijk zijn van een
man is geen goed idee, in een land waar een op de drie huwelijken strandt. De
traditie maakt dat honderdduizenden vrouwen, zonder mannelijke ‘kostwinner’,
leven in armoede. 2) Het filosofisch argument:
de traditie scheert vrouwen ten onrechte over een kam. De oude
verwachtingspatronen doen net alsof alle vrouwen hetzelfde willen. Onzin
natuurlijk, net als al die andere praatjes over DE aard, bestemming of
scheppingsopdracht van DE vrouw. 3) Het praktisch argument:
de traditie past niet bij de moderne praktijk. Anders dan in 1950 voldoet
moederschap niet meer als vervulling van een vrouwenleven. Dit komt a) doordat
het aantal kinderen per vrouw sinds begin vorige eeuw is gehalveerd van vier
naar minder dan twee; b) doordat in dezelfde periode vrouwen er ruim dertig!
levensjaren bij hebben gekregen; en c) doordat de automatisering het huishouden
minder arbeidsintensief heeft gemaakt. Wie moeder wordt, is daar hooguit
achttien van de tachtig jaar meer bezig, in deeltijd. Ouderschap is in de
moderne samenleving hooguit een levenfase, geen levensvervulling. 4) Het economisch argument: de
traditie verspilt kostbaar talent. Het is onmogelijk vast te stellen in hoeverre
verwachtingen een rem zetten op de ontwikkeling van vrouwen. Maar het is
aannemelijk dat dit effect aanzienlijk is. Zo bezien betekent de traditie dus
een grote verspilling van menselijk potentieel. En dat is jammer voor onze naar
talent hunkerende economie. Dit lijkt mij voldoende reden waarom iedere vrouw die
zichzelf wil ontplooien, haar talenten wil ontwikkelen en ook op latere leeftijd
een interessant en betekenisvol bestaan wil leiden, de strijd aan moet gaan
tegen de restanten van de seksistische verwachtingspatronen van toen. Wat nodig is, is een
cultuurverandering. Natuurlijk, structurele maatregelen zijn onmisbaar. Maar de
arbeidsparticipatie van vrouwen zal niet toenemen dankzij gratis goede
kinderopvang, zolang de norm blijft dat jonge kinderen thuis horen bij hun
mamma. Zeker, de Nederlandse overheid moet de emancipatie van de vrouw weer
serieus nemen. Maar het instellen van een ‘genderbalance’ wordt lastig
zolang de mannen in de raad van bestuur fulltime werken, met een huisvrouw
thuis. Terwijl de mede omwille van de seksequota aangenomen topvrouwen naast het
werk de kinderen en het huishouden erbij doen. We moeten van een seksistische
cultuur waarin de vrouw een onderworpene is, naar een gynandrische cultuur
waarin meisjes en jongens dezelfde vrijheden hebben om hun bestaan vorm te
geven. Daarom moet de vrouwenemancipatie nu vooral weer cultuurkritiek zijn.
Niet een cultuurkritiek van academici, maar een strijd die begint van onderop.
Deze verandering begint niet in Den Haag, maar gewoon bij u en bij mij thuis. Het begint met bewustwording.
Wij, vrouwen en mannen, moeten leren de oude verwachtingspatronen te herkennen.
Bij beide seksen moet het kwartje vallen dat wanneer een man en een vrouw een
relatie aangaan het in de lijn der verwachting ligt dat de vrouw zich onderwerpt
en zij zijn huishoudster wordt. Zeker als er kinderen komen is
de macht der gewoonte sterk. De vrouw krijgt de baby en, als ze in loondienst
is, haar zwangerschapsverlof. Conform de traditie wordt de vrouw zo, voor ze
goed en wel van de bevalling is hersteld, verantwoordelijk voor de zorg; zij
‘doet’ ’s nachts de baby, zij koopt de luiers, zij regelt zonodig de
kinderopvang en de oppas. Vermoeid besluit ze nog maar een dagje minder te gaan
werken. En de man? Die werkt, conform de traditie, fulltime verder aan zijn
carrière. Emancipatie als cultuurkritiek
betekent dat de vrouw zich niet meer neerlegt bij ‘de manier waarop de dingen
nu eenmaal gaan.’ Bewustwording betekent dat ze zich vooraf realiseert dat
wanneer ze een relatie aangaat en er kinderen komen, haar individuele
ontplooiingsmogelijkheden continu zullen worden bedreigd. Vrouwen moeten dus vooraf,
liefst nog voordat ze zwanger worden, met hun partner onderhandelen over de
verdeling van de zorgtaken. Een gelijke verdeling moet daarbij het uitgangspunt
zijn. Hoeveel meer hij ook verdient. Hoezeer het in zijn functie ook
‘onmogelijk’ is minder te werken. Punt is dat het ook zíjn
kinderen worden en dat de vrouw daar dus
niet alleen voor opdraait. Juist vanwege de macht der
gewoonte moet de vrouw haar eigen ontwikkelingsruimte tijdens de
onderhandelingen aan de keukentafel met hand en tand verdedigen. Dat klinkt
misschien hard en egoïstisch, voor een vrouw, maar geloof me: mannen doen al
eeuwen niet anders. En als u, als vrouw, het niet voor uzelf wilt doen, maak dan
tenminste de weg vrij voor uw dochters. Emancipatie als cultuurkritiek
betekent afscheid van ons romantische beeld van moederschap. Vrouwen moeten zich
niet langer moreel laten gijzelen door het idee dat moeders beter voor kinderen
zorgen dan vaders en de valse romantiek van het ‘mamma weet waarom’. Vrouwen
moeten hun eigen leven vormgeven, ook naast en na het moederschap. Aan de andere kant van de
keukentafel moeten vaders hun verantwoordelijkheid op zich nemen. De afweging
‘werk of kinderen’ moet ook een mannelijk dilemma zijn. Opdat moederschap
eindelijk eens ouderschap wordt. Het antwoord op het in opkomst zijnde ‘terug naar de keuken’ luidt: ‘ terug naar de keukentafel.’ Het doorbreken van de oude verwachtingspatronen begint daar, tijdens de harde onderhandelingen tussen man en vrouw. Vijftig jaar nadat de gehuwde vrouw handelingsbekwaam werd, moet ze onderhandelingsbekwaam worden. En de strijd aangaan.
Klik hier
om het pamflet van de topvrouwen te lezen. Op dit artikel berust copyright! © 2006 de Volkskrant |
|
|