Start
De Argumentenfabriek
Vrij Nederland
Helder Denken
Artikelen
Radio & TV
Contact

God versplintert

De multi­religieuze samenleving vereist openheid, betoogt Kees Kraaijeveld 

Als een UFO nu honderd aardbewoners zou ontvoeren, heeft het marsmannetje op de terugweg zeker 85 religieuze mensen aan boord. Onvermijdelijk zijn 33 van hen christenen en twintig islamieten. Van de overige vijftien zullen er twaalf zeggen dat ze geen religie aanhangen. En hooguit drie gijzelaars zullen toegeven dat ze het bestaan van een opperwezen afwijzen, al is het onder die omstandigheden natuurlijk de vraag of ze dát nog zouden durven.

Laten we het maar onder ogen zien: gewone mensen geloven in God, of Allah, maar altijd in iets. God is niet dood, nooit geweest.

Sterker nog, zowel Mohammed als Jezus zien hun schare aanhangers elke dag met 55 duizend toenemen. Dankzij de inspanningen van zendingswerkers, maar vooral vanwege de onstuitbare menselijke voortplantingsdrift, komen er jaarlijks ruim 20 miljoen christenen bij. Het aantal moslims groeit even sterk.

Natuurlijk is er in de empirisch-­analytische wereldbeschouwing van de westerse wetenschap al lang geen plaats meer voor een transcendent opperwezen. Voor het bestaan van God is nu eenmaal geen wetenschappelijk bewijs. Na Nietzsche (God is dood), Darwin (God is niet de schepper), Freud (God is een illusoire projectie) en Marx (religie is opium van het volk), heeft God op rationele gronden geen bestaansrecht.

Religie is een fantastische mythe, die beantwoordt aan de religieuze verlangens van de mens. Dat is niet niks. Godsdienst biedt een oplossing voor het beangstigende vooruitzicht van de eigen en andermans eindigheid, geeft extra inhoud aan een te beperkt ervaren (groeps) identiteit, fraaie rituelen bij belangrijke levensgebeurtenissen, verklaringen voor ontzagwekkende natuurverschijnselen, zekerheid en hoop in barre tijden. Heel mooi, maar eigenlijk niet meer dan een doekje voor het bloeden.

Uitgaande van de groeiende invloed van wetenschap en techniek voorspelden sociologen en antropologen in de jaren zestig dan ook dat religie evolutionair gezien tot uitsterven was gedoemd. De wereld zou spoedig volledig seculier zijn.

Niet dus. Het marktaandeel van het christelijk geloof is stabiel gebleven. Verlies van zieltjes vanwege de secularisatie in Europa wordt ruim gecompenseerd door de snelle bevolkingsaanwas in de Derde Wereld. Het geloof van Mohammed wint zelfs al honderd jaar marktaandeel. In 1893, bij het eerste Wereldparlement der religies in Chicago, schatte men het aantal moslims op ruim tweehonderd miljoen, nu zijn het er volgens het jaarlijkse religie­overzicht van de Encyclopaedia Britannica een dikke 1,2 miljard. Op wereldschaal stelt de secularisatie niets voor.

Hoe hebben de futurologen uit de hippietijd zich zo kunnen vergissen? Die vraag heeft een aantal van hun moderne collega's onlangs proberen te beantwoorden in het tijdschrift Futures, een uitgave van de wetenschappelijke Elsevier­uitgever Science Direct.

De zieners van toen hebben ten onrechte verondersteld dat godsdienst enkel irrationeel bijgeloof is. Pas de laatste jaren dringt het besef door dat religieus gedrag wel degelijk rationeel kan zijn, een overlevingstactiek in een wereld waarin de meeste mensen eigenlijk niets anders hebben om op te vertrouwen.

Ook zou het wel eens een vergissing kunnen zijn te denken dat de wereld er vanzelf maar rationeler op wordt. Het is vooral de momenteel populaire Britse denker John Gray die de draak steekt met dit in zijn ogen naïeve vooruitgangsdenken. De mens is een religieus dier en blijft dat.

Daarnaast heeft secularisatie domweg welvaart nodig. Alhoewel men natuurlijk anders had gehoopt, zijn de sociaal-economische omstandigheden van de meeste aardbewoners er de laatste vijftig jaar niet bepaald beter op geworden. Armoede, honger, ziekte, geweld: de gemiddelde wereldburger leeft in erbarmelijke omstandigheden. En nood leert bidden.

Wereldse ideeën gedijen op wereldse zekerheden. Als de belofte van 'de tuin' aantrekkelijker is dan 'het aardse puin', om met Mohammed B. te spreken, heeft een seculiere levensbeschouwing geen waarde.

De ontwikkelingen wijzen zelfs de andere kant op. Het zijn wereldwijd juist de niet-religieuze en atheïstische populaties die snel teruglopen, niet alleen relatief, maar ook in absolute getallen. Tien jaar geleden telde de Encyclopaedia Britannica wereldwijd nog 242 miljoen mensen die het bestaan van een goddelijke instantie resoluut afwezen. Afgelopen jaar waren het er volgens de beroemde encyclopedie nog maar 148 miljoen, een daling van maar liefst 40 procent. Atheïsten vormen nu een kleine 2,5 procent van de wereldbevolking.

Nu is het atheïsme altijd al een elitaire hobby geweest. Atheïsten? Dat waren Nietzsche en zijn artistieke vrienden in de kuuroorden van Sils Maria, dat waren de aristocratische nihilisten in het Rusland van Dostojewski, de existentialistische intellectuelen in het Parijs van Sartre, het gros van de wetenschappers, schrijvers, en kunstenaars.

De ongelovige avant-garde, Nietzsche uitgezonderd, had echter de vaste overtuiging dat de massa zou volgen. De communistische roergangers waren, van Lenin tot Che Guevara, zelfs bereid om met geweld het atheïstisch bewustzijn te stimuleren. Het mocht niet baten. Sinds de val van de muur een einde maakte aan het van staatswege afgedwongen ongeloof in de communistische landen, is de goddeloosheid op zijn retour. Er rest niet meer dan een wakkerend vlammetje dat enkel West Europa en de kusten van de Verenigde Staten verlicht.

In de VS, waar negen van de tien mensen religieus zijn, meer dan de helft van de academici in de duivel gelooft en de president zichzelf een wedergeboren christen noemt, is atheïsme voor het grote publiek not done, net zoiets als abortus of een homo­huwelijk. Een groepje intellectuelen rond bewustzijnsfilosoof Daniel C. Dennett vecht nu onder de geuzennaam 'the Brights' tegen deze marginalisering van de ongelovigen. Maar Dennett heeft de wind tegen.

Religie verdwijnt niet, maar verandert wel. In Futures worden twee trends in de wereld geschetst: fundamentalisme en versnippering. De eerste trend kan niemand zijn ontgaan. En de groei van het fundamentalisme krijgt al zo­veel aandacht dat enkele opmerkingen hier wel volstaan.

Allereerst is fundamentalisme geen exclusieve moslimaangelegenheid. Een fanatieke terugkeer naar de fundamenten valt in de marges van elke religie te onderkennen. Volgens theoloog Dean Kelley, die in 1972 de huidige groei van fundamentalistische stromingen voorspelde, is fundamentalisme een reactie op de modernisering van de traditionele religies. De fundamentalist kan de nieuwe vrijheid niet aan(zien) en vlucht in de schulp van de oude vertrouwde antwoorden. Hij verkiest de besloten geborgenheid van het collectief boven de moderne individuele zoektocht waarin niets zeker of heilig is.

Fundamentalisme is reactionair vluchtgedrag dat we niet alleen bij religieuze mensen, maar tegenwoordig ook weer onder verlichte, atheïstische intellectuelen zien. Zichzelf afzettend tegen met name het moslimfundamentalisme afficheert deze laatste groep zich met de paradoxale term 'Verlichtingsfundamentalisme'. Bestaat er een fraaiere contradictio in terminis? Verlichtingsfundamentalisten zaaien religiefobie uit monde van de verdraagzaamheid. Ze willen moskeeën sluiten terwijl ze zich beroepen op het verlichtingsideaal van de vrijheid van godsdienst. Ze roepen om verplichte inburgeringscursussen terwijl ze het Kantiaanse 'durf zelf te denken' hoog in het vaandel dragen.

Verlichtingsfundamentalisme is belachelijk. Maar ook net zo onverstandig en gevaarlijk als ieder ander fundamentalisme. De fundamentalist denkt uit angst. Hij maakt elke dialoog onmogelijk met zijn geschreeuw en geweld. Fundamentalisme is de ultieme conversatiestopper.

Over naar trend twee: de versnippering. De huidige geografische verdeling van de religies, met grofweg de hoofdmoot van de christenen in het Westen, de moslims in het Midden-Oosten en Azië en de hindoes in India, gaat op de helling. Landen waar 90 procent van de bevolking moslim of christen is, zoals de Verenigde Staten, Portugal of Saudi­-Arabië, zijn er over honderd jaar niet meer, voorspellen Johnson en Barrett in Futures. Het is onvermijdelijk: de globalisering maakt de wereld tot een bonte verzameling multireligieuze samenlevingen.

De religies zelf versnipperen ook. De wereld telt nu ruim tienduizend verschillende godsdiensten en dat worden er alleen maar meer. Er komen dagelijks nieuwe geloofsgemeenschappen en sektes bij en bestaande religies vallen uiteen. Het christelijk geloof mag dan qua marktaandeel stabiel blijven, en ja, de islam mag blijven groeien, maar binnen deze grote religies zullen zich spectaculaire veranderingen voordoen.

De snelle opkomst van het christendom in de Derde Wereld betekent op zich al een revolutie. Het zwaartepunt van het christendom zal hierdoor de komende decennia verschuiven van Europa naar Afrika en Zuid­-Amerika. Over vijftig jaar zullen er driemaal zoveel christenen in ontwikkelingslanden wonen als in het Westen. Hierdoor ontstaat in feite een nieuwe kerk, die nu wel de Derde Kerk wordt genoemd.

De Derde Kerk kenmerkt zich door een pragmatische mix van oud en nieuw, van lokale oerreligies, muziek en mystiek enerzijds en aan de andere kant juist streng conservatieve normen en waarden. Het nieuwe christendom combineert probleemloos felle neonverlichting en drums met zelfgemaakte beelden van plaatselijke heiligen, een vleugje roomse wierook en een verbod op condooms.

Anders dan velen ons willen doen geloven, zit ook de islam in een stroomversnelling. Net als het christendom wordt het moslimgeloof naast het regressieve fundamentalisme opgeschud door modernisering, secularisering en door individualisering gedreven versnippering. In het seculiere Europa valt natuurlijk vooral op dat steeds meer mensen individueel hun religieuze behoefte proberen te bevredigen. De lege kerken aanhangers zijn daarvan elke zondag het bewijs. Ook God is niet meer wie hij was. Steeds meer mensen noemen God liever 'iets' en omschrijven zichzelf als 'spiritueel' in plaats van als christenen en religieus. In Groot Brittannië zal de spiritualiteit het de komende twintig jaar zelfs winnen van de religies, concludeerden twee Britse onderzoekers van de Universiteit van Lancester onlangs in hun boek The Spiritual Revolution.

De individualistische spirituele zoektocht en de daarop inspelende zingevingsmarkt kenmerken zich door een duizelingwekkende diversiteit. Het mag in de 21ste eeuw geen New Age meer heten, maar nog altijd zappen we vrolijk langs shamanisme, boeddhisme, odinisme, theosofie, ietsisme en wicca.

Een multireligieuze of multispirituele middenmoot met aan de randjes fundamentalistische flarden. Die kant gaat het op. Maar waar leidt dit nu toe? Voor de Amerikaanse theoloog Philip Jenkins is versplintering en het op­schuiven van het kerkelijke zwaartepunt naar de Derde Wereld, in elk geval reden een worst­case­scenario te schetsen waarin de leden van de fanatieke religieuze stromingen elkaar met machete, machinegeweer en bommenwerpers te lijf zullen gaan: de Molukken, maar dan op wereldschaal.

Een ander scenario is ook denkbaar. 'Ieder het zijne', het leidmotief van de individualistische Westerse spiritualiteit, kan in deze als voorbeeld dienen. De zoektocht naar zingeving is een individuele ontdekkingsreis, een privé-zaak ook vooral.

De versnippering, vermenging en individualisering van de religies biedt hoop. Want in de multireligieuze samenleving moet je echt wel extreem kortzichtig zijn, wil je niet opmerken dat er naast je eigen overtuigingen ook nog tientallen andere mogelijkheden bestaan om het religieus verlangen in te vullen.

Wie bereid is door de religieuze veelheid heen te kijken, stuit ook op de overeenkomsten. Als de overlevingskracht van de religies iets bewijst, dan is het wel dat mensen over de hele wereld vervuld zijn van een diep religieus verlangen. Een verlangen dat, ongeacht de invulling ervan, niet mag worden gebagatelliseerd.

In het huidige 'post­seculiere' denken over de toekomst van de religie staat dit verlangen dan ook centraal. Jacques Derrida, de vorig jaar overleden koning van de deconstructie, probeerde nog voor zijn dood te komen tot een verwachtingsvol en universeel geloof, zonder verdere concrete invulling. Derrida spreekt van een 'religie zonder religie'.

Met zo'n obscure formulering strijkt de Frans­-Algerijnse filosoof verlichtingsfundamentalisten en brights natuurlijk tegen de haren in. Maar anders dan deze fanatieke atheïsten, die hun afwijzing van het transcendente ook niet kunnen relativeren, houdt Derrida wél de dialoog gaande. Juist doordat hij onderschrijft dat mensen behoefte hebben aan 'een belofte van waarheid die boven het weten uitgaat'.

Derrida probeerde met nieuwe woorden wat mystici uit alle wereldreligies al duizenden jaren trachten: het benoemen van het onbenoembare. Net als de mystiek probeert het post­seculiere denken boven de antwoorden van de religies uit te stijgen en te raken aan de kern van het religieus verlangen. Het probeert de religies samen te brengen onder de abstracte paraplu van een universele menselijke behoefte.

Hoog gegrepen? Zeker. Niet iedereen is in staat tot zelfreflectie en openheid. Antwoorden zijn ook zoveel veiliger dan vragen. Zekerheid zoveel comfortabeler dan twijfel.

Toch moeten we het blijven proberen: relativeren. Want juist door onze godsdienstige antwoorden en de atheïstische stelligheid met een korreltje zout te nemen, kunnen we ons religieus verlangen omhelzen. Als een bron van inspiratie, hoop en liefde.

Op dit artikel berust copyright! © 2005 de Volkskrant